zaterdag 31 augustus 2013

UN Investigation Team Returns to The Hague from Syria


The United Nations team investigating allegations of use of chemical weapons in Syria has arrived on 31 August in The Hague, the headquarters of the Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW), after having completed their two week deployment in Syria.

The UN investigation team, consisting of nine OPCW, three WHO experts and led by Dr Åke Sellström reached Damascus on 18 August. As per the agreement reached between the UN and the Syrian authorities, they were to conduct investigations where chemical weapons had allegedly been used, including Khan Al-Asal.

UN inspection team leader Dr Åke Sellström greeted upon
his arrival at OPCW headquarters in The Hague by DG Üzümcü

While conducting planned activities, further allegations of the use of chemical weapons emerged after an attack in the suburbs of Damascus on 21 August. The UN Secretary-General asked the team to shift its focus on to the new allegations.

On 26 August the team convoy while crossing the buffer zone between government and opposition forces, en route to Al-Moadamiya town, where chemical weapons were alleged to have been used came under attack and two of the vehicles were damaged. The team changed one of the vehicles and continued with the mission. Team members visited hospitals, interviewed doctors and suspected victims of the alleged chemical weapons attack. This team, which included six OPCW experts, returned safely to its base that evening.

The OPCW Director-General condemned the attack, and called upon all concerned parties in Syria to respect the mandate of the team and to facilitate the conduct of its work in safe conditions. This was reiterated by the UN Secretary-General, Mr Ban Ki-moon and Director-General Üzümcü when they met in The Hague on 28 August 2013.

The team continued its investigations in the suburbs of Damascus through the week of 26 August visiting allegedly affected areas. They collected both environmental and biological samples.

The evidence collected by the team will now undergo laboratory analysis and technical evaluation according to the established and recognised procedures and standards. These procedures may take up to three weeks for completion in a systematic, orderly and objective manner. Every effort will be made to expedite this process. Their report will be submitted to the United Nations Secretary General by Dr Sellström.

The Chemical Weapons Convention adhered to by 189 countries of the world represents today a global norm with zero tolerance for chemical weapons. For States that are not Parties, procedures are provided under the UN Secretary-General’s Mechanism to investigate allegations of use of chemical weapons. The present investigation in Syria is proceeding under this mechanism. The Convention and the related arrangements between the UN and the OPCW establish the basis for cooperation between the two Organisations recognising that the latter possesses the necessary expertise to investigate allegations of use.

The Director-General of the OPCW, Ambassador Ahmet Üzümcü has commended the members of the team upon on their arrival back in The Hague for their courage, professionalism and their commitment in carrying out their assigned duties in difficult and sometimes dangerous circumstances. He also thanked the German government for providing an aircraft to transport the team to The Netherlands.

(OPCW, 31 August 2013)

donderdag 29 augustus 2013

Minister Timmermans over Syrië

Minister Timmermans beantwoordt Kamervragen over het vermeende gebruik van chemische wapens in Syrië. Klik hier voor de audio Donderdag 29 augustus 2013, eerste 15 minuten van de antwoorden in eerste termijn

dinsdag 27 augustus 2013

Kamerbrief: stand van zaken Defensie Cyber Strategie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Datum 26 augustus 2013
Betreft: Stand van zaken Defensie Cyber Strategie
Onze referentie
BS2013024441

Inleiding
De vaste commissie voor Defensie heeft mij op 13 juni 2013 (kenmerk 33321-1/2013D24911) verzocht haar te informeren over de stand van zaken van de Defensie Cyber Strategie, inclusief een geactualiseerde reactie op het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) over digitale oorlogsvoering. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

Achtergrond
Mede naar aanleiding van de in de beleidsbrief 2011 aangekondigde cyberintensivering en de Nationale Cyber Security Strategie (Kamerstuk 26643, nr. 174), brachten de AIV en de CAVV in december 2011 een advies uit over digitale oorlogsvoering. Dit advies onderschrijft het belang van de digitale weerbaarheid van Defensie en de ontwikkeling van operationele cybercapaciteiten. Het advies belicht tevens het volkenrechtelijke kader voor geweldgebruik in het digitale domein. Daarnaast adviseren de AIV en de CAVV de signals intelligence en cybercapaciteiten van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) te bundelen in een gezamenlijke eenheid. Tevens doen zij de aanbeveling om te onderzoeken of, gezien de technologische ontwikkelingen, het onderscheid in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) tussen kabelgebonden en niet-kabelgebonden interceptie van telecommunicatie gehandhaafd moet blijven.

Het advies van de AIV en de CAVV en de kabinetsreactie daarop (Kamerstuk 33000 X, nrs. 68 en 79) zijn onverminderd actueel en vormen de uitgangspunten voor de Defensie Cyber Strategie die mijn ambtsvoorganger in juni 2012 heeft aangeboden aan uw Kamer (Kamerstuk 33321, nr. 1). Daarnaast onderzoeken de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie momenteel de mogelijkheden voor een wijziging van de Wiv 2002 in overeenstemming met het advies van de AIV en de CAVV. Ook wordt de Wiv2002 geëvalueerd door de commissie-Dessens. Naar verwachting zal de commissie in september a.s. over haar bevindingen rapporteren. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd.

Defensie Cyber Strategie
De Defensie Cyber Strategie omvat zes speerpunten aan de hand waarvan Defensie de komende jaren haar doelstellingen in het digitale domein zal verwezenlijken:
· de totstandkoming van een integrale aanpak;
· de versterking van de digitale weerbaarheid van Defensie (‘defensief’);
· de ontwikkeling van militair vermogen om cyber operations uit te voeren (‘offensief’);
· de versterking van de inlichtingenpositie in het digitale domein (‘inlichtingen’);
· de versterking van de kennispositie en het innovatieve vermogen van Defensie in het digitale domein, met inbegrip van de werving en het behoud van gekwalificeerd personeel (‘adaptief en innovatief’);
· de intensivering van de samenwerking in nationaal en internationaal verband (‘samenwerking’).

Voor de periode van 2011 tot 2015 bedraagt de totale intensivering voor de ontwikkeling van cybercapaciteiten bij Defensie € 45 miljoen, inclusief de personele exploitatie. Het zwaartepunt ligt initieel bij de bescherming van netwerken, systemen en informatie en de uitbreiding van de inlichtingencapaciteit in het digitale domein. Defensie zal tevens voldoende capaciteit moeten opbouwen om op de langere termijn operationele cybercapaciteiten te kunnen inzetten in militaire operaties. De geplande cybercapaciteit zal naar verwachting in 2016 gereed zijn. Daarna bedraagt de exploitatie structureel € 21 miljoen per jaar.

Integrale aanpak
Om een integrale aanpak in het digitale domein te verwezenlijken, is intensieve samenwerking tussen de verschillende betrokken defensieonderdelen essentieel. De uitvoering van de Defensie Cyber Strategie is belegd bij verschillende onderdelen van Defensie: de Commandant der Strijdkrachten (CDS), het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) als single service manager voor alle operationele commando’s, de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en het Joint Informatievoorzieningscommando (JIVC) van de Defensie Materieel Organisatie (DMO). Zij maken alle deel uit van de Stuurgroep Cyber, die verantwoordelijk is voor de aansturing van het cyberintensiveringprogramma van Defensie. Namens het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft de directeur Cybersecurity van de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) zitting in de stuurgroep. Ook TNO neemt deel aan de stuurgroep. De in 2012 opgerichte Taskforce Cyber (TFC) is verantwoordelijk voor de coördinatie van de aan de intensivering verbonden activiteiten binnen Defensie. Hiermee is de basis gelegd voor een integrale aanpak, die de komende jaren bij de verdere ontwikkeling van cybercapaciteiten nader vorm zal krijgen.

Defensief
Het Defensie Computer Emergency Response Team (DefCERT) maakt deel uit van het JIVC en waakt over de beveiliging van de netwerken en systemen. DefCERT monitort en analyseert digitale kwetsbaarheden en adviseert en ondersteunt bij cyberincidenten door het aandragen van mogelijke oplossingen. DefCERT werkt binnen Defensie nauw samen met de MIVD en de operationele commando’s en daarbuiten met het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) van de NCTV, de Navo, andere CERT’s en met bedrijven die over specifieke kennis of middelen beschikken.

DefCERT is inmiddels operationeel en ondersteunt de beveiliging van de meest kritieke defensienetwerken. Tijdens de recente door het Cooperative Cyber Defence Centre of Excellence (CCD COE) georganiseerde internationale oefening Locked Shields heeft DefCERT een internationaal aansprekend resultaat neergezet. De aanschaf van een aantal materiële voorzieningen voor het detecteren van mogelijke bedreigingen en anomalieën, heeft enige vertraging vanwege de reorganisatie. De betrokken defensieonderdelen zetten zich in om dit proces te versnellen. Naar verwachting zal DefCERT eind 2014 op volle sterkte zijn.

Offensief
Defensie zal geen afzonderlijk krijgsmachtdeel oprichten voor het optreden in het digitale domein. Bij de ontwikkeling en de inzet van offensieve operationele cybercapaciteiten door de CDS zal daarom zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van kennis en middelen die bij de MIVD aanwezig zijn. Gezien de schaarste aan gekwalificeerd personeel moeten kennis en middelen zo doelmatig mogelijk worden ingezet en moet worden voorkomen dat binnen Defensie capaciteiten dubbel worden ontwikkeld. De TFC zal in de tweede helft van 2013, in overleg met betrokken departementen, een doctrine opstellen voor het militair optreden in het digitale domein, inzetscenario’s ontwikkelen en de gevolgen van de militaire inzet van offensieve middelen nader beschrijven. De daarvoor in aanmerking komende cybercapaciteiten zoals het Defensie Cyber Expertise Centrum (DCEC) en het militaire vermogen om cyber operations (‘offensief’) uit te voeren worden als joint eenheid ondergebracht bij het op te richten Defensie Cyber Commando (DCC) dat onder single service management van het CLAS wordt opgezet. De TFC zal opgaan in het DCC dat eind 2015 operationeel zal zijn.

Inlichtingen
Een hoogwaardige inlichtingenpositie in het digitale domein is een voorwaarde voor zowel de bescherming van de eigen infrastructuur als voor de goede uitvoering van (militaire) operaties. De MIVD doet onderzoek naar alle actoren die een cyberdreiging vormen voor de Nederlandse krijgsmacht en de defensieindustrie. De MIVD detecteert, analyseert en duidt digitale aanvallen en digitale spionage en beschikt over het vermogen om inlichtingenactiviteiten van anderen te verstoren en een halt toe te roepen. In 2012 is de cybercapaciteit van de MIVD versterkt en in de periode van 2013 tot en met 2015 wordt deze verder uitgebreid.

Een deel van de cyberintensivering bij de MIVD wordt ondergebracht bij een gezamenlijke signals intelligence (SIGINT)-cybereenheid van de MIVD en de AIVD (project Symbolon). Ook de Nationale Sigint Organisatie (NSO) zal opgaan in deze eenheid, die in de loop van 2014 van start gaat. Vooruitlopend hierop is eind 2012 een kwartiermakerorganisatie ingesteld, bestaande uit delen van de MIVD en de AIVD die tot de gezamenlijke eenheid zullen gaan behoren.

Adaptief en innovatief
De snelheid waarmee ontwikkelingen in het digitale domein zich voltrekken, stelt hoge eisen aan het adaptieve en innovatieve vermogen van Defensie. Defensie moet daarom over de kennis beschikken om relevante ontwikkelingen te volgen en snel en doeltreffend hierop in spelen. Begin 2014 wordt het Defensie Cyber Expertise Centrum (DCEC) opgericht dat zal fungeren als centraal punt voor kennisontwikkeling, -verankering en -verspreiding op het gebied van cyber, en onder meer intensief samenwerken met het NCSC en TNO. Naar verwachting zal het DCEC eind 2015 op volle sterkte zijn. Het DCEC zal deel uitmaken van het DCC.

Defensie neemt tevens deel aan de Nationale Cyber Security Research Agenda, aan verschillende Navo en EU-programma’s en aan CCD COE in Tallinn. Ter voorbereiding op de inrichting van een leerstoel in 2014 is in 2012 een Universitair Hoofddocent Cyber Operations aangesteld bij de Nederlandse Defensie Academie. Daarnaast ontwikkelt de Taskforce Cyber een opleidingsplan om de cyberkennis binnen Defensie te vergroten.

Voor de algemene cyber bewustwording is voor alle defensiemedewerkers ondertussen een elektronische leeromgeving beschikbaar en worden simulatietrainingen georganiseerd. Onlangs heeft de departementale leiding daaraan deelgenomen.

Samenwerking
Defensie werkt intensief samen met andere partijen in Nederland om de nationale digitale weerbaarheid te vergroten en levert een bijdrage aan het Nationale Cyber Security Beeld. Defensie levert bijdragen aan de tweede Nationale Cyber Security Strategie die zich richt op een integrale aanpak van digitale weerbaarheid en digitale dreigingen. Tevens heeft Defensie een liaison bij het NCSC en hebben zowel DefCERT als de MIVD samenwerkingsafspraken met het NCSC over wederzijdse ondersteuning en samenwerking.

De (operationele) cybercapaciteiten (zowel defensief als offensief) van de krijgsmacht kunnen net als de overige defensiecapaciteiten op verzoek van en onder gezag van civiele autoriteiten worden ingezet. Wederzijds kunnen ook civiele cybercapaciteiten worden ingezet ter ondersteuning van Defensie in het geval van ernstige cyberincidenten of dreigingen tegen militaire doelen in Nederland. De mogelijkheden hiertoe worden onderzocht door een gezamenlijke werkgroep van de ministeries van Defensie en Veiligheid en Justitie.

In internationaal verband werkt Defensie onder andere samen binnen de Navo. In 2011 is een nieuw Navo Cyber Defence Beleid en bijbehorend Actieplan vastgesteld, waarbij het zwaartepunt ligt bij de bescherming van de eigen netwerken en systemen van Navo. Defensie ondersteunt de verdere ontwikkeling en uitvoering van dit beleid. Nederland is een van de tien sponsoring nations van het CCD COE in Tallinn. Op uitnodiging van het CCD COE heeft een internationale groep van experts de Tallinn Manual on the International Law Applicable to Cyber Warfare geschreven, een weergave van het toepasselijk recht tijdens digitale oorlogvoering. Dit handboek is begin 2013 gepubliceerd. De regering is van mening dat het een waardevolle bijdrage levert aan de discussie over de juridische kaders van digitale oorlogvoering. Ook neemt Defensie deel aan het Multinational Cyber Defence Capability Development 1) programma en de Multinational Capability Development Campaign 2) van de Navo. Daarnaast neemt Defensie deel aan diverse internationale oefeningen, workshops en andere initiatieven die samenwerking en onderling begrip bevorderen. Nederland is ook nauw betrokken bij de ontwikkeling van de cyberstrategie van de EU. Deze strategie behelst onder andere de ambitie een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid te ontwikkelen (GVDB) op het gebied van cyber. Hierbij staan het delen van informatie, gezamenlijke oefeningen, civiel-militaire samenwerking en nauwe samenwerking en afstemming met de NAVO centraal.

Vervolg
Het cyberdomein is voor Defensie van toenemend belang. Op 10 december a.s. heeft de vaste commissie voor Defensie mij uitgenodigd voor een algemeen overleg over de Defensie Cyber Strategie en het advies van de AIV en de CAVV over digitale oorlogsvoering. Dit biedt de gelegenheid nader in te gaan op de stand van zaken van de ontwikkeling van cybercapaciteiten bij Defensie.

DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert

1) Het Multinational Cyber Defence Capability Development dat onder leiding van Canada
door het NATO Communication and Information systems Agency (NCIA) wordt uitgevoerd,
richt zich voornamelijk op kennisdeling en het verhogen van het gemeenschappelijk
omgevingsbeeld op het gebied van cyber.

2) Het Multinational Capability Development Campaign is een programma van Allied
Command Transformation (ACT) en wordt gezamenlijk geleid door Italië en Noorwegen. Dit
programma heeft als doel cyber te integreren in het operationele planningsproces van de
Navo.

donderdag 22 augustus 2013

Grote groep actief dienende militairen nu ook veteraan

Draaginsigne
Veteranen
Ongeveer 850 actief dienende militairen hebben vandaag tegelijk het Draaginsigne Veteranen ontvangen. Meer dan 700 landmachtmilitairen met uitzendervaring ontvingen het insigne in Ermelo, ’t Harde en Roosendaal. Alle nieuwe veteranen kregen ook het Handboek Veteraan om hen te informeren over hun status als veteraan. Met de aanpassing van de Veteranenwet heeft de Koninklijke Landmacht als grootste krijgsmachtdeel 20.000 veteranen in werkelijke dienst erbij gekregen.

In Vlissingen kregen de bijna 170 opvarenden van het M-fregat Zr.Ms. Van Speijk naast het insigne ook de veteranenpas. Het schip is actief geweest voor de antipiraterijmissie Ocean Shield van de NAVO.

Handboek
De komende maanden krijgen alle ‘nieuwe’ veteranen bij Defensie hun Draaginsigne Veteranen en het Handboek Veteraan uitgereikt. Op de Veteranendag op 29 juni reikte Minister Jeanine Hennis op het Binnenhof de eerste draaginsignes voor veteranen uit aan militairen in werkelijke dienst. Toen aan slechts een vertegenwoordiger per krijgsmachtdeel.

Waardering
Het Draaginsigne Veteranen is in 2003 ingevoerd, maar werd tot 29 juni van dit jaar alleen uitgereikt aan militairen die niet meer actief dienden. Het symboliseert een algemene waardering voor het belangrijke en risicovolle werk dat veteranen in het verleden hebben verricht. Daarnaast heeft het een belangrijke functie voor de herkenning van veteranen onderling.

(ministerie van Defensie, 22 augustus 2013)

woensdag 21 augustus 2013

Zr.Ms. Rotterdam vertrekt naar West-Afrika

Zr.Ms. Rotterdam
Het amfibisch transport schip Zr.Ms. Rotterdam vertrekt zondag 25 augustus voor een oefening van drie maanden naar de westkust van Afrika. Tijdens de reis ligt de nadruk op het trainen van de bemanning, de ingescheepte mariniers en internationale eenheden onder extreme en uitdagende omstandigheden.

Naast amfibische landingen en jungletrainingen, richt de oefening zich op geïntegreerd internationaal expeditionair optreden. Hierbij wordt samengewerkt met Spanjaarden, Engelsen, en Amerikanen. De internationale bezetting aan boord telt op het piekmoment 700 personen. Met de oefening ‘African Winds’* laat de marine zien dat zij wereldwijd inzetbaar is en zowel in kustgebieden, als verder in de binnenlanden, effectief kan optreden.

Naast het trainen van de eigen militairen, wordt tijdens de oefening ‘African Winds 2013’ ook samen geoefend met Afrikaanse troepen. De Afrikaanse landen hebben specifiek aangegeven aan welke expertise ze behoefte hebben en wat ze willen leren tijdens deze trainingen. Zo komt de nadruk onder meer te liggen op het verbeteren van kustwachtprocedures, materiaalonderhoud en bootoperaties. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de maritieme veiligheid in de regio.

Commandant van de RDAM,
KTZ Jan-Hubert Hulsker
Tenslotte fungeert Zr.Ms. Rotterdam tijdens de havenbezoeken als platform voor het Nederlandse bedrijfsleven. De Netherlands-African Business Council, hét platform voor Nederlandse bedrijven in Afrika, gebruikt de reis om in samenwerking met de Nederlandse ambassades de West Africa Business Tour te organiseren. Handelsmissies en evenementen vinden plaats in de havens waar het marineschip aanmeert, zodat Nederlandse bedrijven zich aan boord kunnen presenteren. Hierbij staan met name de maritieme en logistieke sector in de belangstelling. Zodoende wordt een impuls gegeven aan de Nederlandse economische belangen op het Afrikaanse continent.

De reis start op 25 augustus in Den Helder en leidt langs Marokko, Senegal, Ghana, Bénin en Nigeria. Het schip keert medio november terug in Nederland.

(ministerie van Defensie, 21 augustus 2013)

Zie ook:
Zr.Ms. Rotterdam naar West-Afrika (Noordhollands Dagblad)

*De oefening vindt plaats in het kader van Africa Partnership Station, een door de VS geleid initiatief.

Wetenschappelijke studie over ervaringen zes ISAF-landen

De militaire ervaring van zes landen in Afghanistan is voor het eerst gebundeld in een wetenschappelijk werk. Drie wetenschappers van de Nederlandse Defensie Academie leverden een bijdrage aan ‘Military Adaptation in Afghanistan’. De Nederlandse eindredacteur, commodore prof. dr. Frans Osinga, overhandigde het boek dinsdag aan minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert.

Ook vergeleken
Het boek brengt niet alleen de krijgservaringen van Canada, Denemarken, Duitsland, Groot-Brittannië, Nederland en de Verenigde Staten bijeen, maar vergelijkt ze ook met elkaar. Bovendien zijn analyses toegevoegd van de NAVO en het Afghaanse leger. Uniek is ook het hoofdstuk over de wijze waarop de Taliban zich hebben aangepast aan het optreden van de NAVO. Zo ontstaat een goed beeld van de complexe dynamiek van de wederopbouw- en antiterrorismemissie ISAF.

Documenteren en leren
“Het is van groot belang dat we de ISAF-ervaringen documenteren en er van leren. In de toekomst wordt ongetwijfeld weer een beroep gedaan op de in Afghanistan opgedane expertise. Een wetenschappelijke analyse zoals deze helpt daarbij. De Nederlandse Defensie Academie vervult met dit soort internationale studies uitstekend haar rol als belangrijk militair kennisinstituut”, zei de minister bij de overhandiging.

Rol politiek
13 analisten leverden een bijdrage aan het boek dat in juli verscheen bij Stanford University Press. Hun beschrijving geeft inzicht in de doelstellingen, het mandaat en de manier van optreden van de verschillende landen. Maar ook in de specifieke uitdagingen en de wijze waarop zij al dan niet in staat waren zich aan veranderende omstandigheden aan te passen. Zelfs de rol van de politiek is in de analyse meegenomen.

Hennis: “De complexiteit van de missie leverde regelmatig militaire en politieke verrassingen op, maar ook tegenslagen. We hebben veel geleerd en de missie heeft tot veel innovaties geleid.” Als voorbeeld noemde de bewindsvrouw de Nederlandse toepassing van de 3D-benadering (Defence, Diplomacy, Development).

Eveneens komen de discussies en veranderingen binnen de NAVO door ISAF aan de orde. Evenals het opzetten van een Afghaanse krijgsmacht, een moeizaam proces door de etnische en politieke verdeeldheid. Het boek beschrijft al die recente ervaringen tegen de achtergrond van een ontnuchterende historische analyse van eerdere interventies in Afghanistan.

Kenmerkende dynamiek
De uitgave biedt door de samenhangende aanpak en de verscheidenheid aan perspectieven inzicht in de dynamiek die deze complexe missie kenmerkt. Een missie waarvan de sporen nog lang in westerse krijgsmachten zichtbaar zullen zijn.

(ministerie van Defensie, 20 augustus 2013)

• Titel: Military Adaptation in Afghanistan
• Uitgever: Stanford University Press, USA
• Redactie: Theo Farrell, Frans Osinga en James A. Russell
• Pagina’s: 368
• ISBN: 9780804785884 (gebonden, € 98,99)
• ISBN: 9780804785891 (paperback, € 26,99)
• ISBN: 9780804786768 (E-book,  € 26,99)

(o.a. verkrijgbaar bij Amazon en Bol)

Bijdragen uit Nederland: Dr. Martijn Kitzen, Dr. Frans Osinga, Dr. Sebastiaan Rietjens (allen verbonden aan de Nederlandse Defensie Academie NLDA)

Preview met inhoudsopgave, lijst auteurs e.d. is te vinden op Google Books

maandag 19 augustus 2013

Marine pakt uit bij Sail De Ruyter Vlissingen

Van 22 tot en met 25 augustus vindt het maritieme spektakel 'Sail De Ruyter Vlissingen' plaats. Een indrukwekkende vloot aan historische Tall Ships, platbodems en meer doet hiervoor de Zeeuwse havenstad aan. De Koninklijke Marine pakt in Vlissingen uit met varende en vliegende demonstraties. Daarnaast zijn Ocean Going Patrol Vessel Zeeland, Duikvaartuig Cerberus en zeilende opleidingsschepen Urania en Zenobe Gramme van de Nederlandse en Belgische marine opengesteld. Het Korps Mariniers heeft een display van materieel en de Marinierskapel verzorgt muziekoptredens.

Medailles voor bemannig Zr.Ms. Van Speijk
Op donderdag 22 augustus meert ook het Multipurpose-fregat Zr.Ms. Van Speijk in Vlissingen aan. Op dit schip vindt om 13.30 uur een medailleparade plaats, waarbij de bemanning de herinneringsmedaille ontvangt voor de inzet tijdens antipiraterijoperaties bij Somalië. Later deze dag, om 20.00 uur geeft de Marinierskapel van de Koninklijke Marine (KM) een concert in de Sint Jacobskerk.

Zeeland straks Zijner Majesteits
Spectaculaire demonstraties op en boven het water houdt de marine allereerst op vrijdag 23 augustus om 11.00 uur in de Binnenhaven. De Marinierskapel begint hier even later, om 12.00 uur, met een openluchtconcert. Iets verderop, aan de AMELS-steiger, neemt de marine vanaf 15.30 uur officieel het Oceangoing Patrol Vessel Zeeland in dienst. Vanaf dat moment heet het schip Zijner Majesteits (Zr.Ms.) Zeeland en kan het daadwerkelijk operationeel worden ingezet.

Landing en vlootschouw
Het eerste hoogtepunt voor zaterdag 24 augustus vormt de antipiraterij-demo op de rede van Vlissingen. Deze begint om 12.30 uur en wordt om 13.00 uur gevolgd door een amfibische landing door militairen van het Korps Mariniers op het Badstrand. Als de kruitdampen zijn opgetrokken, wordt het om 14.00 uur tijd voor de vlootschouw, oftewel Parade of Sail, afgenomen door professor mr. Pieter van Vollenhoven en commissaris van de Koning Han Polman, vanaf Zr.Ms. Zeeland.

Vloot/Roadshow voor de jeugd
Net als op de donderdag, vrijdag en zaterdag, is de Vloot/Roadshow van de Koninklijke Marine ook op zondag 25 augustus vooral voor de jeugd aanwezig bij de Prins Hendrikweg. Met onder meer een klimtoren en een brugsimulator toont het Korps mariniers een deel van haar materieel.

(Koninklijke Marine, 19 augustus 2013)

woensdag 14 augustus 2013

Defensie richt reservistenbureau op

Defensie zal op hoog niveau een projectbureau Reservisten oprichten. Dat heeft minister Jeanine Hennis-Plasschaert van Defensie vandaag aan de Tweede Kamer geschreven. Het bureau, dat bestaat uit reservisten en beroepsmilitairen, moet een impuls geven aan de uitwerking van het toekomstige reservistenbeleid. Ook kondigt de minister samenwerking met universiteiten aan om nieuwe reserve-officieren op te leiden.

Met het vormgeven van het toekomstige reservistenbeleid hoopt Hennis-Plasschaert dat reservisten nog meer een integraal onderdeel worden van de defensieorganisatie. De minister ziet een reeks voordelen hiervan. Zo kunnen reservisten een ''piekbelasting'' opvangen en zorgen ze ervoor dat er voldoende mensen zijn om langdurige operaties voort te zetten. Bovendien versterken ze de band van het leger met de samenleving. De reservist is de ''ideale ambassadeur'' voor de krijgsmacht.

Hoe het toekomstige reservistenbeleid eruit gaat zien staat nog niet vast. De minister wil daarom een beroep doen op alle belanghebbenden om mee te denken; reservisten, werkgevers, vakcentrales, andere overheden en politieke partijen. In dat kader wordt ook een groot reservistensymposium georganiseerd dat in november plaats zal vinden.

De minister kondigde eind mei al een aantal plannen aan om de inzet van reservisten te intensiveren.  Zo wil Defensie de meerwaarde van de reservist beter voor het voetlicht brengen. Het moet iemands kansen op de arbeidsmarkt bijvoorbeeld vergroten. Hiermee wordt het voor werkgevers aantrekkelijk om werknemers, die tevens reservist zijn, in dienst te nemen.

(ministerie van Defensie, 14 augustus 2013)

Kamerbrief:

Datum 14 augustus 2013
Betreft Ontwikkelingen reservistenbeleid

In het algemeen overleg over personeel van 13 juni jl. heb ik met u gesproken over de mogelijkheid de reservisten ook op hoger ambtelijk niveau bij Defensie een gezicht te geven. Inmiddels heb ik hiertoe concrete stappen gezet, waarover ik u met deze brief wil informeren. Ook hebben wij in het overleg gesproken over een vervolgtraject als reservist voor studenten die het vak Vrede en Veiligheid volgen aan de universiteit van Groningen en Leiden. Mede naar aanleiding van de opmerkingen van het lid Eijsink over deze onderwerpen, wil ik u hierover nader informeren met deze brief.

Bureau Reservisten
Met mijn brief van 29 mei jl. (Kamerstuk 33 400X, nr. 81) heb ik u geïnformeerd over mijn voornemen het reservistenbeleid te intensiveren. Om het belang hiervan te onderstrepen, zowel binnen als buiten Defensie, zal op hoog ambtelijk niveau in de staf van de Commandant der Strijdkrachten een projectbureau Reservisten worden opgericht. Het bureau met in totaal ongeveer vijf functies op projectbasis zal bestaan uit reservisten en beroepsmilitairen en komt onder leiding van een reserveofficier. In nauw overleg met de operationele commando’s en bestaande organisatiedelen, zoals het Service Centrum Employer Support, moet het bureau een impuls geven aan de uitwerking van het reservistenbeleid zoals ik dit in mijn brief van 29 mei heb uiteengezet. Belangrijke elementen hierin zijn de intensivering van de dialoog hierover met alle belanghebbenden en de organisatie van een congres dat eind dit jaar is voorzien.

Proef met studenten Vrede en Veiligheid
Defensie start dit najaar een proef om reserveofficieren op te leiden in aansluiting op het keuzevak Vrede en Veiligheid dat al vele jaren, met steun van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA), op de Rijksuniversiteit Groningen wordt aangeboden. Deelnemers aan dit keuzevak blijken geïnteresseerd te zijn in een militaire carrière, zowel in beroepsdienst als in de rol van reservist. Ook de Rijksuniversiteit Leiden is in geïnteresseerd in deze proef. Geschikte kandidaten die het universitaire keuzevak met succes hebben voltooid en die interesse hebben in Defensie, zullen worden uitgenodigd een opleiding tot reserveofficier te volgen.

Voorafgaand of tijdens de opleiding worden de aspirant-reserveofficieren in de gelegenheid gesteld bij operationele eenheden stage te lopen. Hierbij werken ze samen met een militair die zij op den duur tijdelijk of gedeeltelijk kunnen vervangen. Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomst van de evaluatie van de proef.

DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert

dinsdag 13 augustus 2013

Ex-Dutchbatter krijgt vergoeding wegens psychisch trauma

Het ministerie van Defensie en een voormalig militair van Dutchbat-3 zijn het eens geworden over een schadevergoeding voor laatstgenoemde (Dave Maat). Maat heeft tijdens zijn uitzending in het kader van UNPROFOR psychische schade opgelopen. Over de hoogte van de vergoeding zijn geen mededelingen gedaan. De Centrale Raad van Beroep had afgelopen maart de minister opgedragen 'binnen drie maanden' een besluit te nemen over de vergoeding.

Persbericht Centrale Raad van Beroep, maart 2013

Minister van Defensie verantwoordelijk voor schade ‘Dutchbatter’
Utrecht , 25-3-2013

De minister van Defensie is verantwoordelijk voor de schade die een militair van Dutchbat, die aanwezig was bij de val van de moslimenclave Srebrenica, lijdt door PTTS (posttraumatische stressstoornis). De minister is daarvoor verantwoordelijk omdat hij onvoldoende maatregelen nam om blijvende PTTS bij de Dutchbatter te voorkomen. Binnen drie maanden na vandaag moet de minister een besluit nemen over de vergoeding van de schade.

Dat bepaalde de Centrale Raad van Beroep vandaag in het hoger beroep dat de Dutchbat-militair had aangespannen. In zijn tussenuitspraak bepaalt de Centrale Raad van Beroep - evenals de rechtbank ’s-Gravenhage eerder - dat de minister van Defensie in deze zaak niet voldeed aan zijn zorgplicht als werkgever. De Centrale Raad van Beroep vindt dat de minister van Defensie bij beëindiging van de missie in Zagreb en daarna niet genoeg nazorg aanbood. Daardoor kreeg de PTSS bij de militair een blijvend karakter. De Centrale Raad van Beroep zal nadat de minister een besluit heeft genomen over de hoogte van de schadevergoeding, daarover een oordeel geven en einduitspraak doen.

Missie
De Centrale Raad van Beroep is het niet met de rechtbank, maar wel met de minister van Defensie eens dat bij de feitelijke uitvoering van de missie Dutchbat III de zorgplicht voldoende was. De Centrale Raad van Beroep wijst er daarbij op dat de militair voldoende opgeleid en getraind was om een militaire missie uit te voeren. Verder is niet gebleken dat het materieel in het begin van Dutchbat niet voldeed aan de noodzakelijke technische eisen. Ook is de minister niet verantwoordelijk voor de oorlogsomstandigheden ter plaatse.

De Centrale Raad van Beroep is ook van oordeel dat de zorgplicht niet mag worden beoordeeld aan de hand van onder oorlogsomstandigheden genomen operationele beslissingen. De aard van het militaire bedrijf verzet zich daartegen (zie ook LJN AN8521).

Mortiergranaat
Op 11 juli 1995 sloeg vlak bij de Dutchbatter een mortiergranaat in. Dit leidde bij de man  tot psychische klachten. De mortierinslag is volgens de minister een dienstongeval. De militair krijgt in verband met de gevolgen van dat dienstongeval een uitkering. Daarbij is aangenomen dat de mortierinslag bij de militair leidde tot een acute stressstoornis. Die stoornis heeft zich door de verdere schokkende gebeurtenissen ontwikkeld tot een PTSS.

Voorgeschiedenis
In 2000 verzocht de militair de minister van Defensie om vergoeding van alle door hem door de uitzending naar Srebrenica geleden schade door die PTSS. De militair vond dat hij daar recht op had omdat de minister als werkgever zijn zorgplicht niet na kwam. De minister vond dat hij niet verantwoordelijk was en wees de gevraagde schadevergoeding af. De rechtbank vernietigde dat besluit (LJN AU6006) en droeg de minister op een nieuwe beslissing te nemen. De Centrale Raad van Beroep volgt de rechtbank daarin en beslist in zijn tussenuitspraak dat de minister verantwoordelijk is voor de schade van de “Dutchbatter”. De minister van Defensie moet inderdaad een nieuw besluit nemen, waarbij de Centrale Raad van Beroep ervan uit gaat dat de militair zijn schade binnen een maand onderbouwt.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het burgerlijke en militaire ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

Zie ook het persbericht van de Centrale Raad van Beroep en de volledige uitspraak.

vrijdag 9 augustus 2013

Dutch Navy on 'West Africa Business Tour'

THE ROYAL NETHERLANDS NAVY JOINS HANDS WITH NABC TO CREATE OPPORTUNITIES FOR DUTCH BUSINESSES IN WEST AFRICA

HNLMS Rotterdam
The West Africa Business Tour is organized by NABC in close cooperation with The Royal Netherlands Navy and the Dutch Embassies in the different countries. The navy ship HNLMS Rotterdam will be visiting the harbors of Casablanca, Dakar, Accra, Secondi, Cotonou, Lagos and Calabar in September and October 2013 as part of the military exercise “African Winds 2013”*. During this exercise NABC organizes high level business events in and trade missions to West-Africa’s main ports.

The presence of HNLMS Rotterdam is the perfect occasion to highlight and position Dutch excellence in many different sectors like onshore and offshore industries, water, agriculture, transport & logistics, and infrastructure.

PLANNING
Trade Mission Morocco
1-6 September 2013

Multisectoral Trade Mission Senegal
10-13 September 2013

Port Development Mission Ghana
25-28 September 2013

Benin
11-14 October 2013

Business Forum Nigeria
15-18 October 2013

(source & more information: NABC)

* African Winds 2013 is a multinational exercise in the framework of the Africa Partnership Station, a US-led program. Its main aim is 'to build maritime safety and security by increasing maritime awareness, response capabilities and infrastructure.' Participants in the exercise: The Netherlands, Spain, United Kingdom, United States of America.

woensdag 7 augustus 2013

Antwoorden op Kamervragen over piraterij West-Afrika

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Datum 7 augustus 2013
Betreft Antwoorden op Kamervragen over de toename van piraterij aan de westkust van Afrika.

Afschrift aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Günal-Gezer (PvdA) over de toename van piraterij aan de Westkust van Afrika (ingezonden 21 juni 2013 met kenmerk 2013Z12940).

DE MINISTER VAN DEFENSIE      DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
J.A. Hennis-Plasschaert                       Frans Timmermans

Vragen van het lid Günal-Gezer (PvdA) aan de minister van Defensie over de toename van piraterij aan de Westkust van Afrika (ingezonden 21 juni 2013 met kenmerk 2013Z12940).

1
Heeft u kennisgenomen van het bericht ‘West Africa piracy overtakes Somali ship attacks’? 1)
Ja.

2
Bent u al benaderd door Nederlandse koopvaardijschepen en/of rederijen over de problemen met de toenemende piraterij aan de Westkust van Afrika?

Tussen maart 2011 en 31 december 2012 zijn vijf Vessel Protection Detachements (VPD) aanvragen ingediend voor schepen die havens aan de westkust van Afrika zouden aandoen. Deze aanvragen zijn afgewezen omdat de inzet geen betrekking had op het risicogebied nabij Somalië. In 2013 zijn tot dusver geen aanvragen ontvangen voor een VPD voor de westkust van Afrika. Wel heeft een reder geïnformeerd naar de mogelijkheden terzake.

3
Welke mogelijkheden ziet u voor de Vessel Protection Detachments (VPD’s) om de Nederlandse koopvaardijschepen te beschermen tegen piraterij aan de Westkust van Afrika?

Maritieme criminaliteit voor de westkust van Afrika gebeurt meestal binnen de territoriale wateren (TTW) van de kuststaten in de Golf van Guinee. Het gaat daarbij om gewapende overvallen op zee. De aanvallen zijn vaak gericht op de lading van het schip, vaak olie, en niet op losgeld voor het schip en zijn bemanning. In een aantal gevallen zijn schepen aangevallen buiten de TTW.

Binnen de TTW zijn de kuststaten exclusief bevoegd tot en verantwoordelijk voor een adequate bescherming van koopvaardijschepen. Binnen deze wateren is het op grond van internationale verdragen niet toegestaan VPD’s of gewapende particuliere beveiligers in te zetten. Buiten de TTW is de koopvaardijsector, net zoals in het risicogebied nabij Somalië, eerstverantwoordelijk voor het treffen van beschermingsmaatregelen tegen piraterij. Voor Somalië zijn hier de Best Management Practices (BMP 4) voor opgesteld. Het huidige VPD concept is hier een aanvulling op en is gericht op de inzet aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen die in dat risicogebied varen. Het kabinet wil, in overleg met de koopvaardijsector, onderzoeken of er aanvullende maatregelen moeten worden genomen buiten de TTW van West-Afrikaanse staten, zoals de inzet van VPD’s.

4
Bent u in overleg met uw Europese ambtsgenoten, dan wel met andere EU-regeringsvertegenwoordigers, over mogelijke maatregelen tegen de toenemende piraterij aan de Westkust van Afrika?
5
Is er in internationaal verband overleg gaande om de toenemende piraterij aan de Westkust van Afrika tegen te gaan? Zo ja, wat is de stand van zaken?
6.
Heeft u in internationaal verband een verzoek ontvangen om in overleg te treden over de toenemende piraterij aan de Westkust van Afrika?

De problematiek van gewapende overvallen op zee in de Golf van Guinee krijgt in toenemende mate internationale aandacht. In 2011 en 2012 heeft de VN Veiligheidsraad met de resoluties 2018 en 2039 het belang van een geïntegreerde oplossing, de ontwikkeling van een regionale strategie en een versterkte regionale samenwerking beklemtoond. In het najaar van 2011 heeft de VN een onderzoeksteam naar de regio gestuurd om de aard van de problematiek en mogelijke oplossingen in kaart te brengen. De aanbevelingen voor de staten in de regio betroffen onder andere gezamenlijke maritieme patrouilles en informatievergaring, bevordering van juridische capaciteit om piraterij/zeeroof te criminaliseren en het opstellen van een regionale strategie voor de bestrijding van de problematiek.

Omdat de aanvallen vooral worden uitgevoerd in de territoriale wateren en de West-Afrikaanse landen in tegenstelling tot Somalië geen falende staten zijn, is bestrijding van deze aanvallen de verantwoordelijkheid van de kuststaat. Ook de VN Veiligheidsraad onderstreept dit. Een internationale antipiraterijmissie is op dit moment dan ook niet aan de orde. De Afrikaanse partners worden gewezen op hun primaire verantwoordelijkheid voor adequate bescherming van koopvaardijschepen en het nemen van de daarvoor benodigde maritieme veiligheidsmaatregelen. De Afrikaanse partners tonen op dat gebied initiatief. Het ECOWAS Integrated Maritime Strategy and Implementation Plan bevindt zich in de afsluitende fase.

Daarnaast vond op 24 en 25 juni jl. een regionale top plaats over maritieme veiligheid in de Golf van Guinee. De VN heeft ondersteuning aan deze top geleverd. De betrokken Afrikaanse regeringsleiders hebben afspraken gemaakt over informatie-uitwisseling, harmonisatie van procedures en het oppakken en vervolgen van verdachten van gewapende overvallen op zee (Code of Conduct concerning the Prevention and Repression of Piracy, Armed Robbery against Ships, and Illegal Maritime Activities in West and Central Africa). Dit laat zien dat de regio verantwoordelijkheid wil nemen.

Op het gebied van informatie-uitwisseling wordt op initiatief van het bedrijfsleven en in samenwerking met de International Maritime Organization (IMO) en regionale partners ECOWAS en de Economic Community of Central African States (ECCAS) en de Gulf of Guinea Commission (GGC) gewerkt aan het opzetten van een regionaal information sharing centre in Accra, Ghana. Koopvaardijschepen kunnen hier straks (verdachte) activiteiten van maritieme criminaliteit doorgeven. Het informatiecentrum geeft deze gegevens dan door aan de autoriteiten van het land in wiens territoriale wateren de (verdachte) activiteiten hebben plaatsgevonden. De oprichting van dit centrum wordt ondersteund door het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Noorwegen. Nederland overweegt eveneens steun te leveren.

Daarnaast werkt de EU aan een maritieme strategie voor de Golf van Guinee. Deze strategie wordt in het najaar van 2013 gepresenteerd. De nadruk ligt hierbij op capaciteitsversterking van de kustwachten en marines van de aangrenzende landen, de economische ontwikkeling van de regio en rechtshandhaving.

7
Bent u van plan de toename van piraterij in internationaal verband te agenderen? Zo ja, in welk verband en op welke termijn?

De toename van het aantal incidenten in de Golf van Guinee is zorgwekkend. De context vraagt een andere aanpak dan in Somalië. Nederland spreekt in EU-verband de betrokken kuststaten aan op hun verantwoordelijkheden, zoals implementatie van de Code of Conduct. Daarnaast is regionale maritieme en juridische capaciteitsopbouw noodzakelijk. De EU-strategie voor de Golf van Guinee biedt een aanknopingspunt om dit in EU-verband te agenderen. Ter voorbereiding op deze strategie neemt Nederland deel aan discussies in EU-verband om de problematiek in kaart te brengen en een effectieve aanpak te identificeren.

1) http://www.bbc.co.uk/news/world-22944460

(ministerie van Defensie, 7 augustus 2013)

dinsdag 6 augustus 2013

Nederlander 'baas' EU-operatie Atalanta

Commandeur Lenselink
Nederland voert vanaf vandaag het commando over de EU-antipiraterijmissie Atalanta*. Aan boord van het Portugese fregat NRP Álvares Cabral nam commandeur Peter Lenselink het bevel over van ranggenoot Jorge Novo Palma.

Met Lenselink aan het hoofd van het EU-vlootverband fungeert het amfibisch transportschip Zr. Ms. Johan de Witt de komende 4 maanden als stafschip. “Met Johan de Witt als vlaggenschip en een ‘paarse’ bemanning, afkomstig van diverse Defensieonderdelen, levert de marine een krachtige bijdrage aan EU-antipiraterijmissie Atalanta”, aldus Lenselink.  De commandeur benadrukte verder zich te willen focussen op meer samenwerking met andere EU-missies in de regio. Zoals EUCAP NESTOR, een missie gericht op het opbouwen en trainen van de maritieme capaciteit in Somalië.

Internationaal boardingteam
Op dit moment ligt de Johan de Witt in de haven van het Oost-Afrikaanse Djibouti, waar de logistieke basis van de EU-missie is gevestigd. Aansluitend vertrekt het schip naar de Indische Oceaan en de Hoorn van Afrika voor de bestrijding van piraterij. Aan boord zitten ook 22 Maltese militairen. Zij treden, samen met de mariniers, op als boardingteam mocht een gekaapt schip bevrijd moeten worden.  Om dit veilig te doen, trainden Nederlandse instructeurs de Maltezen eerder dit jaar.

Nieuw vlaggenschip Atalanta: Zr.Ms. Johan de Witt

Bijdrage sinds 2009
Operatie Atalanta is een door de Europese Unie geleide missie en richt zich op het terugdringen van piraterij voor de kust van Somalië. Naast het verstoren van piraten in de Golf van Aden en de Indische Oceaan, vindt bescherming en escortering plaats van kwetsbare vaartuigen en schepen varend voor het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties. Nederland draagt sinds 2009 bij aan piraterijbestrijding. Dit doet zij zowel in EU- als NAVO-verband. Zo vaart Zr.Ms. Van Speijk momenteel in het missiegebied onder NAVO-vlag.


Joint Operations Room, Zr.Ms. Johan de Witt

(ministerie van Defensie, 6 augustus 2013)

*Deze zin is niet geheel juist. Het commando over operatie Atalanta wordt gevoerd door de Britse schout-bij-nacht (Rear Admiral) Bob Tarrant. Dat gebeurt vanuit het hoofdkwartier in Northwood, Verenigd Koninkrijk.

The Netherlands takes over Force Command of Operation Atalanta

New Force Commander:
Commodore Peter
Lenselink, RNLN
Earlier today, Tuesday 6 August, Commodore Jorge Novo Palma Portuguese Navy handed over the Force Command of EU Naval Force (EU NAVFOR) Somalia Operation Atalanta to Commodore Peter Lenselink Royal Netherlands Navy during a change of command ceremony aboard NRP Álvares Cabral in the Port of Djibouti.

Deputy Operation Commander of EU Naval Force Rear Admiral Jean Martens presided over the handover.

The outgoing Force Commander reflected on a very successful four months in command:

“During the past four months there were no confirmed attacks on merchant vessels within the area of operations and it has been over a year since the last ship was hijacked by pirates.  Also the protection of World Food Programme aid ships by EU Naval Force warships has ensured that over 21,000 tonnes of food and other aid have been safely delivered to the Somalia people. To all the units that have been part of EU NAVFOR force, the crew of the flagship and the Force Headquarters staff, I want to express to all of you that is has been an honour and a privilege to work with you and share the accomplishment of our mission.”

During Commodore Palma’s time as Force Commander, the EU Naval Force continued to strengthen links with regional states and continued with the maritime  capacity building programme throughout the area of operations.  EU Naval Force also hosted a meeting between members of the Somali Federal Government and the EU on board NRP Alvares Cabral off the coast of Mogadishu.  NRP Alvares Cabral was the first EU Naval Force ship to visit the port of Mozambique.

New flagship: HNLMS Johan de Witt 
The new Force Commander Commodore Peter Lenselink will command the EU Naval Force from the Dutch Warship HNLMS Johan de Witt for the next 4 months.  During the handover ceremony he stated, “I am very honored to fulfill this important task.  It is my intention to continue to command the operation in the same proactive and engaging was as my predecessors, vigorously executing the mandate of EUNAVFOR operation Atalanta . It is also my intention to work as closely as possible with the other EU missions that operate in the region, EUTM and EUCAP NESTOR, in order to support the EU’s comprehensive approach”.

Following the transfer of command, the Deputy Operation Commander of EU NAVFOR, Rear Admiral Jean Martens, thanked Commodore Palma for his achievements and welcomed Commodore Lenselink.  He went on to say that:

“We should always remember that the reduction in pirate attacks is entirely reversible until Somalia is able to police and protect its own waters. The European Union Naval Force will advise Somalia in developing a maritime security strategy and will continue to deter and disrupt piracy. At the same time, we will help support the EU’s comprehensive approach to Somalia in cooperation with other EU Missions and the other counter piracy operations from NATO and Combined Maritime Forces.”

The ceremony was attended by distinguished guests from many nations as well as representatives from the Djiboutian Authorities, other EU Missions and representatives of the units of EU Naval Force.

EU NAVFOR Operation ATALANTA main tasks are to escort merchant vessels carrying humanitarian aid of the World Food Program (WFP) and vessels of AMISOM, and to protect vulnerable ships in the Gulf of Aden and Indian Ocean and to deter and disrupt piracy. EUNAVFOR also monitors fishing activity off the coast of Somalia.

Joint Operations Room, HNLMS Johan de Witt


Force Commander: Commodore Peter Lenselink

The Force Commander exercises command and control of all military forces in the Area of Operation. He is responsible for the planning, orchestration and execution of military activities.

Commodore Peter William Lenselink was born in 1958 in Vught (NL). During his schooldays he lived in Germany ( 1967 – 1970) and in Surinam (1971- 1974). In 1976 he joined the Royal Netherlands Naval College as Midshipman. He was commissioned as Naval Officer in 1979. Between 1979 and 1983 he served as watchkeeping and flightdeck officer on HNLMS Van Speijk and HNLMS Bloys van Treslong.

On completion of the maritime warfare course in 1984 he served as warfare officer/ASW specialist on board frigates. In 1988 he joined the Operational School as instructor Anti Submarine Warfare. In 1989 he was promoted to Lieutenant Commander and became Head of the Operational Trainer Department. He returned to the fleet again in 1991 as Operations Officer of HNLMS Bloys van Treslong. During this period he served for the fourth time in NATO’s Standing Naval Force Atlantic. After this tour he was selected for the long staff course at Defence Staff College ‘Ypenberg’.

After graduation in December 1993 he was appointed Flag Lieutenant to the Commander-in- Chief Royal Netherlands Navy, followed by a tour as Staff Officer Operations in the Belgian –Netherlands Destroyer Squadron. He assumed command of the frigate HNLMS Philips van Almonde in 1997. During this tour the ship was deployed for 6 months as West Indian Guard Ship.

In November 1998 he was appointed Chief of Staff of the Belgian Netherlands Task Group. February 2000 he joined the Naval Staff at The Hague as Deputy Director International Plans and Policy/ Foreign Liaison Officer.

In April 2002, promoted to Captain, he was appointed Executive Assistant to the Commander-in- Chief Royal Netherlands Navy. December 2004 he returned to the fleet to take command of the Sea Training Command.

 On 10 June 2007 he was promoted to Commodore. He took over command as Flag Officer Netherlands Forces in the Caribbean (FONLFORCARIB) on 28 June 2007. In that capacity he was also Director of the Coast Guard for the Netherlands Antilles and Aruba (DCGNA&A) and Commander Task Group 4.4. (CTG 4.4). In July 2010 he became Commander Netherlands Maritime Force (COMNLMARFOR).

Commodore Lenselink and his wife Anne Mieke live with their children Tim (1996) and Julia (1998) in Voorschoten, The Netherlands. He is interested in international affairs, architecture and sports (tennis, running and swimming).

(EU Navfor, 6 August 2013)

donderdag 1 augustus 2013

VVD en Defensie: Gun Pride

(Onderstaand artikel is een 'column'. Dat wil zeggen: losser van toon; hier en daar wat vrijpostigheden. Alle feitelijke informatie is afkomstig uit (semi-)openbare bronnen, zoals het web, Facebook en LinkedIn, HdV) 

Minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert vaart zaterdag mee op de jaarlijkse Canal Parade in Amsterdam, het hoogtepunt van de Gay Pride. De VVD-bewindsvrouw wil daarmee duidelijk maken dat iedereen bij Defensie 'zichzelf' moet kunnen zijn. Het is voor het eerst dat een minister van Defensie dit hedonistische volksfestijn voor mensen van alle horizontale gezindten en massaal toestromende 'gewone' burgers bezoekt.

Maar heeft deze actie voor Defensie ook maar enige prioriteit? Ik ken zelf geen Kamerstuk waarin melding wordt gedaan van problemen voor LBGTCQ's in de krijgsmacht. LBGT is inmiddels een min of meer ingeburgerde afkorting: Lesbians, Bisexuals, Gay en Transgenders. De C van Crossdressers en de Q van Queers heb ik zelf toegevoegd om de aanhangers van deze twee niches in de seksuele markt niet tekort te doen.

Het wordt ongetwijfeld een leuk stukje media exposure voor de minister, maar als ik haar was zou ik deze dagen erg hard en vooral ook erg zichtbaar werken aan de beloofde Toekomstvisie voor de krijgsmacht. Iedereen (en niet in de laatste plaats haar eigen personeel) zit te smachten om duidelijkheid over waar de krijgsmacht heen gaat. Onzekerheid is wijdverspreid; militairen en burgerpersoneel beginnen te mokken en te morren (voor zover al niet ontslagen) en dat moet je niet willen hebben in 'jouw' achterban.

Maar ik wilde het eigenlijk helemaal niet over de minister hebben. Onlangs viel mij onderstaande foto op van een lid van de VVD-fractie in de Tweede Kamer, Ronald Vuijk, die onder andere Defensie in zijn portefeuille heeft.


Ronald Vuijk. Foto: 112 Pagncie

Wij zien een gewapend Kamerlid in camouflagepak. Persoonlijk vind ik dat niet kunnen. De wetgever maakt een strikt onderscheid tussen militairen en burgers en dat moet vooral zo blijven. Ook het oorlogsrecht (de Geneefse Conventies) maakt een dergelijk onderscheid. Ik raakte er op Twitter over in discussie met Vuijk. Hij vond mijn argumenten geen steek houden aangezien hij op een militair terrein meedeed aan een oefening. De discussie liep al snel dood, en een uitnodiging mijnerzijds om een schriftelijke toelichting te geven bleef onbeantwoord. Voor de duidelijkheid: ook op een militair oefenterrein gelden de Nederlandse wetgeving én de Geneefse Conventies.

foto: 112 Pagncie

Kamerlid Vuijk was uitgenodigd voor de oefening door Brigadegeneraal Hans van der Louw, de baas van de 43ste Gemechaniseerde Brigade. Een onderdeel daarvan, 112 Pantsergeniecompagnie, oefende in Marnehuizen het 'optreden in verstedelijkt gebied'. Doel was om Vuijk en zijn stagiaire Masoumah Hosseini een blik te gunnen in de militaire keuken. Maar moest dat gewapend en in gevechtspak? Ik vraag het maar. Overigens: als ík me in camouflagepak en met een nepwapen op een oefenterrein zou begeven zou ik binnen tien minuten worden gearresteerd, vml. dpl. wmr. en journalist of niet.

Vuijk weet verder prima hoe het er in de militaire keuken aan toe gaat. Hij was namelijk in zijn jonge jaren dienstplichtig sergeant, en tekende nog eens een paar jaar bij. Wel bij het destijds meest saaie onderdeel van de landmacht: in de jaren '80 stond het Regiment van Heutz bekend als een soort afvalputje voor kansloze dienstplichtigen, belast met oersaaie bewakingstaken. Verder dan sergeant heeft hij het ook niet geschopt, terwijl je, als ik me het goed herinner, destijds als KVV'er best sgt1 kon worden.

Volgens zijn LinkedIn-profiel was Vuijk ook schietinstructeur. Maar onderstaande foto bewijst dat hij de opgedane kennis geheel is vergeten, of helemaal nooit schietinstructeur was.


Foto: 112 Pagncie
Ziet u wat hier gebeurt? Ronald Vuijk houdt zijn wapen gericht op de persoon rechts op de foto, een stagiaire van de VVD-fractie. Dat is een totale no-no, of het wapen nu geladen is met losse flodders of niet. Schietinstructeur-Vuijk zou Kamerlid-Vuijk iets hebben toegeschreeuwd in de trant van "IDIOTE DROPLUL!! OMHOOG DIE LOOP!! LAPSWANS!! MAFKEES!!" De Wet van Murphy bepaalt namelijk dat je net zult zien dat er toch een scherpe patroon in het magazijn zit, de mondingsstop eruit gevallen is, Vuijk struikelt, en de fractie een stagiaire armer is.

Over de stagiaire zo meteen meer, maar laat ik het hoofdstuk-Vuijk afsluiten met het volgende. Een camouflagepak en een wapen staan niet alleen voor 'Kijk Mij Als Kamerlid Eens Stoer Meedoen'. Ze staan ook voor sneuvelbereidheid. Ben je daartoe bereid, sergeant-zeer-buiten-dienst Vuijk? Wanneer de Vaste Commissie Defensie weer een exotisch oord bezoekt, ga je dan met de troepen mee de poort uit, met vlekkenpak, scherfvest en wapen? En zónder de BSB-beveiligers die bezoekende Kamerleden zelfs op een beschermde compound om zich heen hebben? Zo ja, dan ben je voor mij een echte kerel. Zo nee,dan ben je een slappe wannabe. Loze Gun Pride...

De stagiaire dus. Masoumah Hosseini. Ouders Afghaans, spreekt vloeiend Dari en is freelance tolk voor het ministerie van Defensie. Staat op de wachtlijst om naar Afghanistan uitgezonden te worden. Jurist, werkte o.a. als rechtbankgriffier en is net als Ronald Vuijk afkomstig uit de boezem van de afdeling-Delft van de VVD. Het is een kleine wereld. En als ik een 'stukje profilering' op haar loslaat zou ik denken dat zij, eh, ach laat maar, dat is speculatie.

Ook van Masoumah zijn enkele foto's online gezet. Uit een daarvan blijkt dat zij i.t.t. haar baas de verkleedpartij in Marnehuizen niet al te serieus nam. Wel cool trouwens, die witte schoentjes.

Masoumah Hosseini Foto: Facebook

Ook de volgende foto hoort in de categorie 'iets minder serieus'. Let op de vinger aan de trekker (ook een no-no) en de roodgelakte nagels, in combinatie met het camouflagepak zeer geschikt indien men zich toevallig verdekt moet ophouden in struiken met felrode bessen... En ook hier een gevalletje Gun Pride.


Masoumah Hosseini. Foto: 112 Pagncie

Tot besluit ontkom ik er, ondanks mijn goede voornemens, toch niet aan om enige woorden te wijden aan minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert. Nog voor zij minister werd deed dit VVD-lid aan crossdressing (no pun intended) en overtrad een gulden regel: een burger (en al helemaal een politicus) heeft niets te zoeken in een uniform. Gun Pride, zonder gun.


Detail uit foto Elsevier

Ik zal maar niets zeggen over wat ik in mijn jeugd heb geleerd: "Een net meisje staat niet met de benen wijd", want dat zou wellicht als ouderwets en/of seksistisch kunnen worden bestempeld. Waar ik het over wilde hebben is 'de minister na haar optreden bij Linda de Mol'. Sindsdien heb ik meer dan voorheen de neiging om de bewindsvrouw als Jeanine aan te spreken. Mag dat? Ach Jeanine, dit is maar een column.

In dat programma gaf Jeanine aan een kinderwens te hebben. Ze deed dat op een wat omslachtige manier, door dat onderwerp expliciet uit te sluiten van verdere discussie. Met een kinderwens is niets mis. Maar, Jeanine, weet je welke mensen een vervulde en vervolgens ongedaan gemaakte (en niet meer in te halen) kinderwens hebben? De ouders van de 23 Nederlandse militairen die in Afghanistan zijn gesneuveld of verongelukt, en de ouders van sergeant D. die met een Diemaco (waarmee collega Vuijk op de foto's zo vrolijk rondloopt) op Kamp Holland zijn hoofd aan gort heeft geschoten.

Jeanine, wat ik in jouw publieke optredens mis is een regelmatige uiting van diep respect voor die gesneuvelden en hun nabestaanden. Of dacht je dat met het aantreden van een nieuw kabinet die ereschuld minder belangrijk wordt? Het zijn ook 'jouw' gesneuvelden en die van jouw voorgangers en opvolgers. En het is mede daarom dat ik jouw optreden bij de exhibitionistische en losbandige Canal Parade ongepast vind. Ik zou zeggen: blijf gewoon weg (niemand die het opvalt) en gebruik de tijdswinst om verder te werken aan de Toekomstvisie.

Update: video Nieuwsuur over de Defensieboot op de Canal Parade.